Feiten en fabels over (a)symmetrie
Is symmetrie in je lichaam echt zo belangrijk?
In de wereld van fysiotherapie en sport horen we het vaak: ''Je lichaam moet in balans zijn''. Even sterke spieren aan beide kanten, gelijke flexibiliteit links en rechts, en een symmetrische houding. Als dat niet zo is, zou je meer kans hebben op blessures. Maar klopt dat eigenlijk wel?
In deze blog leg ik uit waarom het streven naar een perfect symmetrisch lichaam niet altijd nodig is. Sterker nog, een beetje scheef is heel normaal en soms zelfs handig. We gaan kijken wat hier precies over bekend is.
Wat bedoelen we met symmetrie?
Als we het hebben over symmetrie in het lichaam, bedoelen we meestal dat de linker- en rechterkant van je lichaam er ongeveer hetzelfde uitzien en hetzelfde kunnen. Denk aan even lange benen, even sterke armen of even soepele schouders. In de praktijk is dat bij vrijwel niemand het geval. De meeste mensen zijn bijvoorbeeld rechts- of linkshandig, en gebruiken die kant vaker. Daardoor ontstaan er vanzelf kleine verschillen.
Is een scheef lichaam iets om je zorgen over te maken?
Het hele korte antwoord hierop is nee. Veel mensen denken dat scheefheid of asymmetrie automatisch leidt tot klachten of blessures. Maar dat is niet wat uit onderzoek blijkt.
Denk bijvoorbeeld aan sporters. Een tennisser gebruikt zijn dominante arm veel meer dan de andere, een honkballer draait altijd dezelfde kant op bij het slaan en een voetballer trapt vaak met één been. Daardoor ontstaat er een natuurlijk verschil tussen links en rechts in spierkracht, motoriek en zelfs in de bouw van botten. Toch hebben veel van deze sporters helemaal geen last van blessures, ondanks die duidelijke asymmetrie.
Sommige onderzoekers denken zelfs dat zulke verschillen juist helpen om het lichaam beter te laten presteren. Bijvoorbeeld door krachten beter op te vangen tijdens een beweging, of door overbelasting van de ‘zwakkere’ kant te voorkomen.
Wat zegt de wetenschap?
Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de relatie tussen asymmetrie en blessures. De uitkomsten zijn heel wisselend.
In een overzicht van 31 wetenschappelijke studies keek men naar verschillen in kracht of beweging tussen links en rechts bij sporters. Slechts een deel van die studies vond een verband met blessures. In andere gevallen werd er juist géén verschil gevonden. Bij een aantal was de link zo klein, dat het weinig betekenis had in de praktijk. Er is dus geen harde conclusie te trekken dat een beetje scheef staan of bewegen automatisch tot klachten leidt.
Ook zijn er onderzoeken gedaan naar verschillen in lichaamssamenstelling, zoals spiermassa of vetverdeling tussen links en rechts bij sporters. Zelfs daaruit bleek dat asymmetrie niet automatisch tot meer blessures of pijn leidt. In één studie bij Amerikaanse footballspelers hadden sommige spelers duidelijk meer spiermassa aan één kant, maar dat hing niet samen met bijvoorbeeld rugklachten of problemen met de benen.
Bij jonge taekwondo-sporters werd wel een iets hoger risico op blessures gevonden bij jongens die duidelijk verschil hadden in sprongkracht tussen links en rechts. Maar dit gold alleen voor een kleine groep, en kon bij meisjes niet bevestigd worden, waarschijnlijk omdat er te weinig vrouwelijke deelnemers waren.
Kortom: het bewijs is erg beperkt, en zeker niet sterk genoeg om te zeggen dat asymmetrie altijd slecht is.
Ons lichaam is van nature niet perfect symmetrisch
Laten we eerlijk zijn: niemand is helemaal in balans. De ene voet is vaak iets groter dan de andere. Je gebruikt je rechterhand vaker dan je linker (of andersom). En je hebt misschien een voorkeur voor op één been leunen of naar één kant draaien. Dat is allemaal normaal. Sterker nog: ons lichaam past zich aan aan hoe we bewegen en wat we het meest doen.
Doe je veel eenzijdige dingen, zoals in een bepaalde sport of beroep, dan verandert je lichaam daar een beetje door. Dat is niet slecht, maar juist een slimme manier van het lichaam om zich aan te passen. Zo kun je efficiënter bewegen en beter presteren.
Dus ja, je rugspieren kunnen aan één kant iets sterker zijn. Of je schouder beweegt aan de ene kant iets soepeler. Dat is geen fout in het systeem, maar vaak juist een teken dat je lichaam zich goed aanpast aan wat je van het vraagt.
Wat betekent dit voor jou en voor fysiotherapeuten?
Als fysiotherapeut is het belangrijk om naar het geheel te kijken. Niet alleen naar verschillen tussen links en rechts, maar vooral naar hoe iemand beweegt, waar hij of zij last van heeft, en wat het lichaam moet kunnen in het dagelijks leven of in sport.
Een scheef bekken of een spier die aan de ene kant iets sterker is, hoeft niet meteen ‘gecorrigeerd’ te worden. Dat is pas nodig als het daadwerkelijk klachten geeft of je in de weg zit bij bepaalde bewegingen. Zomaar proberen om alles gelijk te maken, kan zelfs averechts werken.
Ook voor jou als patiënt of sporter is het goed om te weten: je hoeft niet te streven naar een lichaam dat er perfect symmetrisch uitziet of exact gelijk beweegt aan beide kanten. Dat is niet realistisch en ook niet nodig om goed te kunnen functioneren.
Wanneer is asymmetrie wél belangrijk?
Betekent dit dan dat we asymmetrie altijd mogen negeren? Nee, natuurlijk niet. Er zijn wel situaties waarin grote verschillen tussen links en rechts een rol kunnen spelen. Bijvoorbeeld:
- Als er plotseling een groot verschil ontstaat, bijvoorbeeld na een blessure of operatie.
- Als asymmetrie zorgt voor beperkingen in beweging of pijn tijdens activiteiten.
- Als je merkt dat je steeds dezelfde blessure oploopt aan dezelfde kant van je lichaam.
In zulke gevallen is het goed om verder te kijken. Dan kan het wel zinvol zijn om kracht, stabiliteit of mobiliteit meer in balans te brengen. Maar dat is altijd maatwerk.


